Wanneer we om 9.30 u deze morgen buitenkomen uit het kabinet van de professor kijken we elkaar aan met een blik die laat vermoeden dat we ons deze ontmoeting wel een beetje anders hadden voorgesteld. Slechter dan verwacht? Neen! Beter dan verwacht? Ook niet. Alleen anders. Misschien keken we al te lang op voorhand uit naar deze ontmoeting en was het verwachtingspatroon een eigen leven gaan leiden. We zouden het hebben over wat we allemaal gehoord hebben op de meetings in Amersfoort en in Gent en over het feit dat ik mij eigenlijk nog steeds goed voel in weerwil van wat blijkbaar als prognose vooropgesteld wordt...
Niets -of toch bijna niets- van dit alles. Eerst krijgen we te horen dat de professor eigenlijk verwonderd is om ons op dat moment te zien. Hij laat uitschijnen dat hij nu toch niet veel kan doen, aangezien we te midden een chemokuur zitten en hij geen scan ter beschikking heeft om te kunnen zien hoe de kanker aan het evolueren is. Dat het trouwens, in gevallen zoals dat van mij, de bedoeling moet zijn om de evolutie van de tumoren op geregelde basis met CT-scans te volgen en dat dat bij mij niet echt gebeurd is. En ook dat de vorige behandeling nogal kort geweest is: 'slechts' een kleine drie maanden. Allemaal zaken waar wij eigenlijk geen zeg over hebben en waar we een beetje ongemakkelijk bij worden, want ze worden boven onze hoofden vastgelegd.
Hij stelt duidelijk dat er eigenlijk voortdurend actie moet ondernomen worden op basis van evaluatie en dat er een evaluatie moet volgen na elke actie, waarbij de actie dus een behandeling met chemo is en de evaluatie een CT-scan. Het feit dat ik naar Compostella gestapt ben, lijkt bij hem wat weerstand op te wekken, want dit zou deze cyclus in de war hebben gestuurd, hoewel dit natuurlijk gemakkelijk te weerleggen valt, maar soit. Toch is het gesprek heel waardevol en moet men zich niet voorstellen dat het er één is van aanval en verdediging. Ik breng ook de PRRT-behandeling ter sprake en ook hier krijgen we een duidelijk antwoord waar met wat slechte wil ook een ondertoon van verdediging in zit, alsof we hem zouden aanwrijven dat hij deze behandeling niet wil voorstellen. Hij bevestigt enkel op een heel duidelijke manier wat we tussen de regels door menen begrepen te hebben: waarom radio-actieve stoffen inspuiten, als ze toch niks anders zouden doen dan wat rond zwalpen in mijn bloedbanen, om uiteindelijk door de nieren verwijderd te worden nadat ze enkele willekeurige organen en vooral de nieren onnodig aan bestraling hebben blootgesteld? De nodige somatostatinereceptoren, die deze stoffen zouden vasthouden waar een tumor zit, (vergeet dit woord maar onmiddellijk weer) zijn er bij mij niet!
Over de vraag naar een prognose, wil en kan hij zich niet uitspreken. Alles hangt af van hoe lang de kankercellen kunnen blijven afgeremd worden door de chemo-behandelingen. We moeten die chemo zo lang en zo intens mogelijk houden als het kan, maar eens komt er een dag dat het effect zal wegvallen. In dat geval kunnen er nog andere soorten chemo ingezet worden. Wanneer, is echter niet te voorspellen. Bij sommige mensen verkleinen en verdwijnen de tumoren, maar dat is heel uitzonderlijk. Van de andere kant laat dit gegeven een opening, hoe klein dan ook, naar de toekomst. Daar houden we ons aan vast en daar gaan we mee door. Al bij al hebben we na het gesprek allebei de indruk dat ik er beter aan toe ben dan wat men verwachtte.
Als mensen dus eerdaags vragen hoe het geweest is bij de professor, zal het antwoord niet onterecht 'goed' zijn. Iets vollediger ware 'goed, maar raar...'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten